Leids Kamerkoor: Chapeau!
Muziek: Leids Kamerkoor o.l.v. Rozemarijn Kalis, m.m.v. David Dekker (piano), Trio C tot de derde (klezmer- en Balkanmuziek). Gehoord: 21-6, Lokhorstkerk, Leiden.
Dat was nou weer eens een avondje fantastisch muziek maken met het Leids Kamerkoor dat onder leiding van Rozemarijn Kalis alleen maar gegroeid is! Warm, zuiver, homogeen, dynamisch, één van ziel, het maakt ‘t allemaal waar. De vier instrumentalisten zijn rasartiesten, die het koor feilloos aanvoelen. Het programma is doordrenkt van Hongaarse, Poolse, en yiddische volksmuziek en eindigt met drie geestige Amerikaanse songs die het louter over groente en eetgedrag hebben.
Trio ‘C tot de derde’ Carel den Hertog (viool), Coos Lettink (accordeon) en Caspar Terra (klarinet) zijn geboren muzikanten. Hun stijl laat zich omschrijven als ‘geïnspireerd op klezmer-, Balkan- en zigeunermuziek’. Wat ze spelen lijkt op dit moment te ontstaan, sfeervol meeslepend, uitgelaten, melancholiek en voortdurend wisselend van ritme dat een omslag steeds weer verrassend maakt.
Joodse klaaglied
Het hoge zangniveau is er meteen in het joodse klaaglied ‘Hashivenu Adonai elecha’ dat bijna plechtig maar o zo zuiver van achter uit de kerk tot ons komt. De vier Slovaakse volksliedjes van Béla Bártok worden in één zucht aan elkaar gezongen, waardoor de vaart erin blijft en de wendingen in sfeertekening door modulaties en vreemde intervallen prachtig tot hun recht komen. Hier speelt de pianist David Dekker mee, die meerdere malen al of niet met viool (in Vijf Hebreeuwse Love Songs) delicaat muzikaal begeleidt, alsof de piano een klein carillon verbergt.
Kalis geeft veel aandacht aan strakke ritmiek, accentueren van woorden en geraffineerd opvoeren van dynamiek, maar bovenal aan een ruisende homogeniteit zowel in stemsecties als in groepsverband. De Drie Wiegeliederen van Henryk Górecki zijn zacht glanzende juweeltjes.
Fluweelzacht
In lange gelijke noten, versluierende harmonieën, in fluweelzachte zinnen wordt ‘mijn lieve jongen’ in slaap gezongen ‘Uœnijže mi, uœnij’. Dan zijn de volgende liedjes van L. Bárdos hupse spelletjes met ritme en ketsende woorden. De ‘dana dana’s en Héjs! klikken tegen elkaar aan, elke stemsoort viert feest. Vage monkelende geluiden ruisen heen en weer in ‘kmo chalomót’ in Hebreeuwse Love Songs. Een indrukwekkende plaats neemt het lied ‘Eli, Eli’ in: Mijn God laat er nooit een eind komen aan Schoonheid.
Verlangen
Iedereen neemt z’n plaats in die goed voelt om enerzijds dit lied te doorvoelen, anderzijds om een volmaakte eenheid te vormen over menselijk verlangen. De dolle Vegetables Songs laten horen dat het koor kan jongleren, profileren, intimideren, maar bovenal goed en spontaan kan zingen.