IJdelheid en zielenheil
Het is een misverstand om te denken dat de schat aan Leidse hofjes uitsluitend te danken is aan de sociale bewogenheid van onze voorouders. Bij het Sint Annahofje of de Joostenpoort in de Zegersteeg was dat in elk geval niet zo. De vrouwen van het hofje moesten 'naerstelick bidden' voor het zielenheil van de stichters.
Apotheker Joost Hendricksz. van der Strijpen van Duivelandt had er al vaak met zijn vrouw Geertruyd en zijn zoons Heynrick en Wigger over gesproken: Na zijn dood moest er een hofje worden gesticht. Hij was al begonnen met het kopen van huisjes, waar later fatsoenlijke en vrome weduwen en maagden ouder dan veertig jaar zouden mogen wonen.Ongetwijfeld zullen de stichters hebben gedacht aan de minder bedeelde medemens, maar daarnaast speelden ijdelheid en de zorg voor de eigen ziel een grote rol.In de katholieke middeleeuwen boden hofjes bovendien de kans om de bewoners te dwingen tot in lengte van dagen te bidden voor de zielen van de genereuze stichters.Kort na de dood van de apotheker ging zijn weduwe met haar zoons aan de slag. Op de avond van Sint Geertruid (15 november), de heilige naar wie de vrouw is vernoemd, lieten zij door notaris Jan van Leyden in het bijzijn van een priester een akte opmaken.
Lees meer in het Leidsch Dagblad van 21 december.