De verkiezingsvrije natuur
Leidenaar Merijn Tinga is bioloog, kunstenaar en avonturier. Tel dat bij elkaar op en je hebt zijn alter ego, de Plastic Soup Surfer. Op deze plek schrijft Tinga elke week over wat hem bezighoudt.
Op mijn achttiende kwam ik in Leiden aan. Na afstrepen wat ik absoluut niet wilde was mijn studiekeuze vernauwd tot ’cognitieve kunstmatige intelligentie’ - dat klonk echt cool - en biologie. Biologie kon je in Leiden ’doen’ en Leiden ligt van alle universiteiten het dichtst bij zee. Met surfervaring die zich beperkte zich tot het Paterswoldse meer; een drekkige veenafgraving met altijd vlagerige wind waren de Noordzeegolven een paradijs. En de grootste plus van Leiden: er waren veruit meer studentes dan studenten. Leiden was mijn natte puberdroom.
Vaak is de reden dat je ergens aan begint niet dezelfde reden dat er mee doorzet. Met het temmen van het testosteron en het afstuderen woog de Leidse man-vrouw verhouding voor mij minder. Wat bleef was de zee. En daar ontdekte ik de omzoming van strand en duin bij. Jaren fietste ik elke vrije dag – winter en zomer – naar het strand. Door de duinen. Naar de stormen. Naar de weidsheid. Naar de laatste wildernis die we nog in Nederland hebben. Altijd anders.
Afgelopen week vloog ik ’s ochtends vroeg vanaf Schiphol naar Schotland. Het was helder en ik kon de brede strook duinlandschap van Langevelderslag tot aan Hoek van Holland helemaal overzien. Het lage licht van de opkomende zon streek over wat -van deze hoogte - een donzige deken broccoli leek. Geplakt tegen een dunne strook strand en blikkerend bruingrijs water. Alleen onderbroken door Noordwijk, Katwijk en Scheveningen. En ik was trots. Trots op zoveel ruigheid zo dicht bij Leiden. Trots dat er geen projectontwikkelaar met zijn tengels aan die vele hectares duinlandschap heeft gezeten. (Zoals aan de Belgische kust vol beton en hoogbouw helaas wel is gebeurd).
Dat deze Hollandse duinen genomineerd zijn voor de ’Publieks verkiezing mooiste natuurgebied van Nederland’ hoeft niet te verbazen. Maar waar je een wenkbrauw bij kunt optrekken is dat de wedstrijd uitgeschreven is door Economische zaken. Doel van de verkiezing: „om onze mooiste natuurgebieden en landschappen voor binnen- en buitenlandse bezoekers op de kaart te zetten.”
Ik kon een Wilderiaans-sluit-de-grenzen! gevoel niet onderdrukken. Uit economisch belang meer buitenlandse bezoekers trekken naar ONZE ingeklemde strook? Staan die postzegeltjes natuur die we hebben in Nederland niet al voldoende onder druk door het te grote aantal bezoekers?
Toen de primaire reactie wat zakte begreep ik het ook wel weer. Met meer toerisme verdienen we meer geld in de regio. En met dat geld kunnen we dan vaker op vakantie. Naar het buitenland. Om onze kinderen kennis te laten maken met echte verkiezingsvrije natuur.