’Niet dansen voor ik 50 kilo woog’
Robin: ,,Die therapieën gaven me juist het gevoel dat ik er nog meer werd ingezogen in.’’ Foto Leidsch Dagblad
De opgeruimde studentenkamer van Robin Tolenaar (18) hangt vol met Michelangelo- en Da Vincafbeeldingen en foto’s van Rome. Steil blond haar in een vlecht, een lieve glimlach en rustig: dat is Robin. Op het bureau ligt naast de mandarijnen een witte envelop waarin ze zorgvuldig het eerste exemplaar van haar pas uitgegeven boek Strijd, Robin vs Anorexia bewaart.
De opgeruimde studentenkamer van Robin Tolenaar (18) hangt vol met Michelangelo- en Da Vincafbeeldingen en foto’s van Rome. Steil blond haar in een vlecht, een lieve glimlach en rustig: dat is Robin. Op het bureau ligt naast de mandarijnen een witte envelop waarin ze zorgvuldig het eerste exemplaar van haar pas uitgegeven boek Strijd, Robin vs Anorexia bewaart.
Met het boek wil de Leidse eerstejaars studente kunstgeschiedenis een eerlijke en persoonlijke kijk op haar strijd tegen de ziekte weergeven die ze twee jaar geleden kreeg. In plaats van te focussen op de therapie en de worsteling - ’daarvan zijn wel meer boeken’ -, laat Robin zien dat juist door sociaal actief te blijven, het genezingsproces sneller gaat.
Hoe kwam je op het idee om het boek te schrijven?
,,Vanaf de eerste dag dat we erachter kwamen dat ik anorexia had, ben ik begonnen met schrijven. Ik had zoveel chaos in mijn hoofd. Het schrijven hielp me om mijn gedachten te ordenen. Mijn moeder schreef mailtjes naar de familie, school en haar vrienden. Afgelopen zomer besloten mijn moeder en ik om onze verhalen te bundelen tot één verhaal en het proberen uit te brengen als een boek.”
Heb je een verklaring gevonden waarom je deze ziekte kreeg?
,,Wist ik dat maar. Onbewust heb ik toch met de scheiding van mijn ouders gezeten, denk ik. Ik ben vaak verhuisd. Misschien had ik behoefte aan controle in mijn leven? Over eten kun je de volledige controle hebben. Ik was zestien en halverwege 5 vwo toen ik besloot af te gaan vallen. Dat moment kan ik me goed herinneren. Uit school lag ik met een vriendin een beetje melig te doen op de bank. We bolden onze buik op. Toen ik daarna mijn buik normaal deed, zag ik dat die niet helemaal strak was. Op dat moment besloot ik dat ik wilde afvallen. Ik woog toen 55 kilo, en ik ben 1.69m. Vanaf dat moment ging het snel. In april woog ik 45 kilo.’’
Je moeder ontdekte het.
,,Ja, gelukkig heel snel. Dat had ook anders kunnen gaan. Ik at twee boterhammen op school en tijdens het avondeten at ik gewoon mee. Daardoor leek het voor de buitenwereld of ik normaal at. Op een avond was mijn moeder mijn haar aan het invlechten. Er vielen dikke plukken haar uit. ’Robin, gaat het wel goed met je’, vroeg ze me. Dat was het moment dat ik in huilen uitbarstte en alles eruit heb gegooid.’’
Ging je in therapie?
,,De volgende dag hebben we het meteen op school verteld. Ik kreeg gesprekken met een ervaringsdeskundige en ik ging inderdaad in therapie. De groepstherapielessen werkten niet voor mij. Door de andere meisjes werd ik niet gemotiveerd. Het leek juist alsof zij elkaar goede ideeën gaven om nog meer af te vallen. We stelden doelen op voor de week daarna. Ik herinner me dat ik vertelde dat ik de week daarop een Twix wilde eten. Toen zeiden ze, is dat niet wat snel? Ik heb ook geen vriendinnen aan die groepstherapieën overgehouden. Onbewust hield ik, denk ik, een zekere afstand.’’
Hoe belangrijk is familie?
,,Heel belangrijk. Zonder mijn familie had ik het opgegeven. Zij geloofden dat ik weer beter zou worden. Tegelijkertijd was mijn moeder streng. Ik mocht niet drummen en dansen totdat ik minimaal 50 kilo woog. Ze stond naast me als ik me eens per week woog.’’
Dansen en drummen waren je motivatie om door te vechten?
,,Ja, ik wilde weer aan alles mee doen. Ik wilde niet alleen maar ziek zijn. En ik had als doel om het jaar daarop mijn vwo-diploma te halen en daarna te studeren en op kamers te gaan. Ik wilde gewoon naar school. De therapiesessies kostten me twee dagen per week en waren ook nog eens in Den Haag. Na de zomervakantie ben ik niet meer teruggegaan. Die therapieën gaven me juist het gevoel dat ik er nog meer werd ingezogen in plaats van dat ik eruit kwam.’’
Het boek is geschreven voor anorexiapatiënten en hun familie en naaste omgeving. Hoe raad je de omgeving aan zich te gedragen?
,,Zo normaal mogelijk. Probeer de anorexiapatiënt bij zo veel mogelijk dingen te betrekken. Vraag diegene mee naar de bios, ook al bestelt ze dan geen popcorn. Als ze geen ijsje wil, dwing dan niet. Ik vond het heel vervelend als mensen extra op me gingen letten als ik at. Daardoor werd ik alleen maar meer gestrest en at ik juist niks. Zie een anorexiapatiënt niet alleen als een patiënt die je alleen in therapie stopt. Ouders kunnen hun kinderen het beste helpen omdat ze hen het beste kennen. Dan moet je natuurlijk wel een goede band hebben. Zoek dan samen de motivatie om voor te willen leven en beter te worden en stel samen doelen op. Waar streef je naar?’’
Kun je zeggen dat jouw strijd over is?
,,Het boek eindigt afgelopen zomervakantie. Ik had het doel om mijn vwo-diploma te halen bereikt en ik ging studeren in Leiden. Mijn strijd is niet helemaal over. Eten blijft een valkuil. Als ik stress heb, ga ik gelijk pielen met eten. Maar dat weet ik nu van mezelf, dus hou ik er rekening mee. Ik kan het nu beter relativeren. Mijn vriend heeft het direct door als ik gestrest ben. Dingen als frituur vind ik nog steeds moeilijk. Zomaar een patatje halen bij de snackbar kan ik nog niet. Gezond eten is nu de basis waar ik aan vasthoud. Als ik iets kan eten zonder daar een reden voor te hebben, - gewoon omdat ik er zin in heb, zonder me schuldig te voelen, dan ben ik er echt vanaf.’’