Herinneringen aan oer-Leidse wijk De Kooi

Jan Bodrij. © Foto Hielco Kuipers

Schoolfoto, omstreeks 1940. Jan Bodrij zit op de onderste rij, de negende van rechts.

1 / 2
Annet van Aarsena.van.aarsen@hollandmediacombinatie.nl
Leiden

Jan Bodrij schrijft in zijn boek Jeugdherinneringen over De Kooi, over zijn lagere school aan de Driftstraat, over kattenkwaad, over de sportschool jiu-jitsu van zijn vader Wout Bodrij, over de oorlog, over de opsluiting van zijn moeder Alie Bodrij-Krassenburg in het Oranje Hotel en over het dagelijks leven dat heel anders is dan nu.

Maar tijdens het interview liggen er pontificaal ook twee andere boekjes op tafel: Een stem uit de achterbuurt en De echo van de waarheid. Dit zijn de pennenvruchten van Wout, die als blikslager bij conservenfabriek Tieleman & Dros werkte en op 29 augustus 1928 trouwde met Alie. Wout was een rooie rakker, bevriend met Marinus van der Lubbe, de communist die ter dood werd veroordeeld wegens het in brandsteken van de Rijksdag in Berlijn op 27 februari 1933. Ze hebben naast elkaar in de Bouwelouwesteeg gewoond in het centrum van Leiden.

„Van der Lubbe had een knokploeg en mijn vader zat daarin. Hij was kampioen boksen in Zuid-Holland, dus hij stond zijn mannetje”, vertelt Jan Bodrij. „Mijn tante Truus, die ook bij Tieleman & Dros werkte, vertelde vaak hoe Rinus aan een lantarenpaal hing, terwijl hij de arbeiders opriep om te gaan staken. Zij liep mee in een protestoptocht op het Levendaal. Totaal acht man en een vlag - het stelde niet zo veel voor - maar Rinus riep: ’Breed Uit’.”

„Mijn vader en Rinus staan samen op de foto in mijn boek”, zegt Bodrij. Hoewel geen Kooi-geschiedenis komt het verhaal van Van der Lubbe flink aan bod, omdat hij zo’n diepe indruk maakte. En omdat het er op verjaardagsfeestjes in die rooie buurt vaak over ging.

„Tja, De Kooi”, zegt Jan Bodrij. Hij werd op 29 oktober 1933 geboren in de voorkamer van de hoek-benedenwoning aan de Atjehstraat 49. En hij verhuisde de jaren daarna achtereenvolgens naar de Borneostraat, de Javastraat en weer terug naar de Atjehstraat. „Het was een prachtige wijk, met goede voorzieningen. De architect, Jesse, bouwde meteen ook een badhuis, op de hoek van de Medusastraat en de Sieboldstraat. Er was een speeltuin, we hadden het Kooipark, er was een zweminrichting en hele goeie scholen. Dat was een stap in de goeie richting.”

De saamhorigheid was bijzonder groot. „Neem nou die V-2 raketten tijdens de oorlog”, zegt Bodrij. Vanaf Het Spoortje aan de Herensingel - aan de rand van De Kooi - werden ze naar Wassenaar vervoerd. De transporten pasten slecht onder de Zijlpoort door en de Duitsers wilden het monument daarom afbreken. „Maar de hele wijk kwam in opstand. De Duitsers zijn toen maar een andere route gaan rijden”, zegt Bodrij. „Ik kan trouwens bij de Zijlpoort nog steeds de krassen aanwijzen van die transporten. Zo krap was het.”

Het Licht

Zijn vader had in oorlogsjaren zijn eigen eenmansorganisatie ’Het Licht’, bedoeld om behoeftigen van eten te voorzien. Hij bracht fietsen informatieblaadjes van de ondergrondse naar middenstanders en boeren in Oud Ade en Rijpwetering. En hij nam voedsel mee terug. „Twee boeken had hij”, wijst Bodrij naar twee foto’s in Jeugdherinneringen. „Een uitgavenboek en een inkomstenboek. Hij hield heel nauwkeurig bij wat er in natura binnenkwam en werd uitgedeeld. Wij moesten als kind regelmatig spulletjes wegbrengen. Twee eitjes voor een zieke, dat soort dingen.”

Hij kan uren en uren vertellen over De Kooi. De gekste wetenswaardigheden en feiten, en hele bijzondere eigen herinneringen. „Weet je hoe de wijk aan zijn naam komt?”, vraagt hij. Von Siebold dus: de Duitse arts en botanicus had een mooi buitenhuis aan de Lage Rijndijk, met een grote tuin en een eendenkooi. De wijkbewoners gingen op zondag vaak bij de tuin en eendenkooi kijken. Dus toen de wijk een naam moest krijgen, werd het al snel De Kooi.

Het pronkstuk van zijn boek vindt Jan Bodrij de grote schoolfoto met alle leerlingen van de lagere school in de Driftstraat. Zelf zit hij op de onderste rij, de negende van rechts. ’In de eerste klas was de onderwijzeres mevrouw Eggink. Mina Ui, vanwege haar haardracht’, schrijft Bodrij in zijn boek. Hij weet van tientallen leerlingen op de foto nog wie ze waren. „Ik ben nu 82. Ik denk wel eens: hoeveel zullen er nog leven?”

Rechterhand

Zijn eigen kinderen en kleinkinderen noemen het schrijven van ’Jeugdherinneringen’ het levenswerk van Jan Bodrij . Hij is er meer dan vijftien jaar mee bezig geweest: met verzamelen van informatie en foto’s, met research en met schrijven. „Alle feiten kloppen, ik heb alles dubbel gecheckt en ook Cor Smit, die veel van de Leidse geschiedenis weet, heeft alles nagelezen”, zegt Bodrij trots. „En alles is met één hand getypt.” Toen hij in 1990 door een herseninfarct werd getroffen, raakte hij eenzijdig verlamd. Tijdens de revalidatie bij dagopvang Gading in Leiderdorp leerde hij om met één hand, zijn rechterhand, op een computer te tikken. „Een mens moet wat te doen hebben”, zegt Bodrij. „En ik vond dat ik best het één en ander heb meegemaakt. Bijzondere dingen. Leuke dingen.”

Of hij niet in een donker gat is gevallen, nu het boek af is? Nou nee, want er zijn nog plannen voor andere boeken. Over zijn werk als leraar, bijvoorbeeld. Over zijn Leiderdorpse periode en over de tijd dat hij een uitzendbureau bestierde. Nog jaren werk ligt er.

En De Kooi? „Ik ben blij dat het boek er is”, zegt de schrijver. Toen hij onlangs weer eens een bezoek aan de wijk bracht, zag hij dat er grote delen zijn gesloopt. „En er gaat nog meer gebeuren, zo jammer! Ik ben er helemaal op tegen. Een belangrijk stuk van Leiden is aan het verdwijnen.”

Jeugdherinneringen, 220 pagina’s. Vanaf volgende week voor 20 euro verkrijgbaar (via inschrijflijst) bij het buurthuis in de Driftstraat.

Meer nieuws uit LD

Net Binnen

Ombudsteam

Ons Ombudsteam springt in de bres voor de consument.