Geestelijke rijkdom van een bakkerszoon

Kabbour Essadki: ,,Misschien is het egoïstisch, maar ik ben alleen maar bezig met mijn eigen zaak’’. © Foto Hielco Kuipers

Peter van der Hulst
Noordwijk

Essadki luidt de achternaam, maar de meeste Noordwijkers kennen alleen zijn voornaam: Kabbour. Zijn gelijknamige zaak is bijna net zo’n begrip als de uitgaansstraat waaraan het tapasrestaurant is gevestigd. De in Casablanca geboren Marokkaan is met veertig dienstjaren immers een van de langstzittende horecamensen aan De Grent.

Al vijftig jaar is de badplaats zijn thuis. De zoon van een arme bakker is in Noordwijk uitgegroeid tot een geestelijk rijk mens.

Noest leven

Bij het passeren van de drempel van ’Kabbour Tapas y Gamba’s’ wordt het oog meteen getrokken naar twee welhaast identieke foto’s. Afbeeldingen die veel weghebben van een filmaffiche, met Kabbour in de hoofdrol. Het geboetseerde hoofd vertoont indrukwekkende groeven die een noest leven onderstrepen. Tevreden lurkt de Marokkaan aan een sigaret.

De fotograaf is onder de indruk en wil meteen een eigen versie creëren, ook in zwart-wit. Met liefde zet Kabbour een volgende peuk in vlam. ,,Ik ben gezegend’’, zegt hij, terwijl de rook zijn hoofd ontstijgt.

,,Ik ben al 42 jaar met een Nederlandse vrouw getrouwd, voel me ook een soort Nederlands product. Als je na vijftig jaar hier nog niets hebt geleerd, dan heb je de boot duidelijk gemist. Ik was in de jaren zeventig een van de weinige allochtonen die hier een zaak openden. Toen ik in Nederland kwam, kon ik nog niet eens een ei bakken, maar ik heb in de loop der jaren veel geleerd’’, zegt Kabbour met een brede lach.

Zomerhuis

De Marokkaan kwam naar Noordwijk toen de badplaats nog veel weg had van een dorpje aan zee. ,,Ik had geen cent op zak en wilde meteen aan de slag. Binnen drie weken lukte dat. Eerst in een wasserette, later acht jaar bij een bouwer van zeilboten. Ik woonde in een zomerhuis, maar elke dag douchen kon daar niet. Op zaterdag ging ik dan naar Leiden. Achter de Haarlemmerstraat had je daar een badhuis.’’

Via het huidige VVD-raadslid Gerard Duijndam kwam hij in de horeca terecht. ,,Gerard was een van de eerste Nederlandse jongens die ik leerde kennen. Ik heb zelfs nog bij zijn ouders in de kost gezeten. Heb daar Hollands leren eten. Mijn eten prakken doe ik nog steeds.’’

Voornamelijk Hollandse kost ging hij ook serveren toen hij na enkele jaren dienstverband op eigen benen kwam te staan.

,,Ik ging dingen verkopen waar ik eigenlijk totaal geen verstand van had. Broodjes, uitsmijters, saté. De begintijd was heel moeilijk, maar vanaf de jaren tachtig begon het goed te lopen. Het waren crisisjaren en toch zat het hier bomvol. Voor een gezellige avond stappen gingen de mensen naar De Grent. Er waren veel Duitsers. Deze straat was de mooiste van Noordwijk. Met grote tennistoernooien en het bloemencorso was dit echt een A-locatie.’’

,,Sinds de invoering van de euro is het allemaal minder geworden. Het liep niet meer zo met die broodjes. Ik stond op een punt dat ik de zaak kon verkopen, of dat ik iets nieuws zou beginnen. Thuiszitten is niets voor mij, ik wilde onder de mensen blijven. We zijn toen met tapas begonnen. Thuis slaap ik, maar dit is mijn tweede huiskamer. Elke dag ben ik hier wel. Alles hier heb ik met mijn vrouw Marian uitgekozen, we hebben dit samen gecreëerd. Als ik iets specifieks wil weten dan zoek ik hulp bij deskundigen. Ik probeer elke dag iets nieuws te leren. Mijn vader was bakker. Ik wilde een ander leven, een leven dat bij me past.’’

Modern oog

Kabbour is trots op was hij hier heeft bereikt. ,,Absoluut. Ik kom uit een heel arme familie, maar die bagage maakt wie ik nu ben. Ik ben niet bijzonder, maar wel geestelijk rijk. Ik denk goed na over de dingen die gebeuren. Kijk er met een modern oog naar. Voor boeken heb ik geen geduld, maar ik lees graag wetenschappelijke tijdschriften. Alles wat me interesseert, daar luister ik naar. Wat ik niet weet, vraag ik. Ik spreek een beetje Engels, Frans, Duits en uiteraard goed Arabisch.’’

Met de Nederlandse taal heeft hij evenmin moeite. Kabbour heeft zich moeiteloos geïntegreerd, al vindt hij dat het in zijn tijd makkelijker was dan nu. ,,Toen werd nog gesproken over gastarbeider. Daarna werd het allochtoon, buitenlander, economisch vluchteling en tot slot kut-Marokkaan. Ik ken de discussies en ben blij dat ik er niets mee te maken heb. Niet dat ik me schaam voor mijn achtergrond, maar ik ben een mens van deze tijd. Toch zal ik mijn roots nooit vergeten. Waar ik geboren ben, is mijn vaderland. Ik woon nu al vijftig jaar in mijn moederland en we weten allemaal hoe we over onze moeder denken.’’

Tendens

Kabbour mag dan 70 jaar oud zijn, met de geest van een jongeling blijft hij naar de wereld om hem heen kijken. Zijn ’mooiste straat’ verkeert in heel wat slechtere staat. Zaken staan leeg en de klandizie is allang niet meer zoals in de hoogtijdagen. ,,De tendens van uitgaan is verschrikkelijk veranderd, maar je kan de maatschappij niet veranderen. Er moet wat met het uitgaanscentrum gebeuren.’’

Wat precies? Dat weet Kabbour ook niet. ,,Misschien is het egoïstisch, maar ik ben alleen maar bezig met mijn eigen zaak. Een paar jaar geleden stelde de toenmalige burgemeester mij eenzelfde vraag. Ik zei tegen hem dat ik niet graag in zijn schoenen zou staan.’’

Over een ding is hij wel zeker. Over vijf jaar is zijn zaak er nog gewoon. ,,Ik ben blij dat ik hier mag werken.’’ Of hij dan definitief is uitgegroeid tot de pater familias van De Grent? ,,Bij mijn klanten wel. Een mix van gasten van 35 tot 100 jaar. Ze komen hier al jaren en weten wat ze aan me hebben.’’

Meer nieuws uit Duin- en Bollenstreek

Ombudsteam

Ons Ombudsteam springt in de bres voor de consument.