’Soms voel ik me hier een halve psycholoog’
„Interesse in het familiebedrijf heb ik altijd gehad, maar ik ben bewust eerst de drogisterij-opleiding gaan doen, met het idee dat die het beste zou aansluiten bij het kappersvak. Daarna heb ik zes jaar een eigen drogisterij gehad op een plein in Den Haag. Ik wilde eerst mijn eigen boontjes doppen.
Ik heb in die tijd de waarde van het geld leren kennen. Het was echt bikkelen als kleine zelfstandige. Door het vertrek van een supermarkt ging de ’loop’ uit het plein. Dan leer je pas echt ondernemen en overleven.
Inmiddels deed Lobke, mijn vrouw, de administratie voor mijn vader al en op een gegeven moment vroeg hij: ’Wordt het nou niet eens tijd dat je komt?’ Samen met Lobke heb ik toen alsnog in de avonduren de kappersvakschool gedaan. Zo ben ik vanzelf de zaak ingetrokken. Hij heeft me absoluut niet gedwongen.”
Bang voor ruzie
„In het begin was ik nogal huiverig, zo van: gaat dat wel goed? Zal het wel klikken tussen ons? Krijgen we geen ruzie? Mijn vader en ik zijn qua karakter een beetje het zelfde type. Dan kan het juist botsen. En iedere generatie wil innoveren met een eigen aanpak. Ik wilde bijvoorbeeld een filiaal in Zoetermeer openen en gerenommeerde merken importeren. We moesten automatiseren en verder vernieuwen. Maar mijn vader heeft me nooit tegengewerkt, hij stond altijd overal voor open.
Je moet nou niet denken dat we de hele dag hand in hand lopen en natuurlijk hebben we wel eens meningsverschillen, maar hij heeft me nooit een strobreed in de weg gelegd. Hij is nu 69 en zo goed als met pensioen, maar hij heeft hier en daar nog wat vaste klanten. Mijn moeder loopt hier af en toe ook nog weleens rond, mijn tante werkt ook nog mee, en mijn vrouw natuurlijk.”
Vader op zoon
„Je merkt in zo’n familiebedrijf dat er zoveel kennis is die van vader op zoon wordt overgedragen. Het haarwerk is een heel moeilijk vak. De dames die vanuit de kapsalon worden opgeleid als ’haarwerksters’ hebben er minimaal vijf tot zes jaar voor nodig om echt helemaal zelfstandig maatwerk-haarwerken te kunnen leveren. Want je kunt zóveel fout doen. Je moet eerst heel goed luisteren. Want anders bestel je zo het verkeerde type haar. Je blijft eerst maar vragen stellen. Wil ze met dat haarwerk slapen? Wil ze Europees, of juist Aziatisch haar? Dat verschilt gigantisch van elkaar qua structuur.
Je kunt nieuwe klanten eigenlijk beter eerst vragen wat ze niet willen. Dan krijg je ook heel veel antwoorden en kun je al heel veel uitsluiten.”
Niet alles kan
„Vaak willen klanten dingen die niet haalbaar zijn. Een te vol haarstuk bijvoorbeeld, terwijl ze zelf heel fijn, dun haar hebben. Of ze kiezen voor kunstvezel, wat veel goedkoper is dan echt haar, maar waar lang niet alles mee kan. Je kunt er bijvoorbeeld niet mee slapen, want kunstvezel kan niet tegen die wrijving. Echt haar kan dat wel. Dan kom je terecht bij Europees haar. Dat is kostbaar, maar van een hoge kwaliteit. Aziatisch haar is altijd chemisch bewerkt en daardoor is de kwaliteit iets minder goed. Van Europees haar is de knooptechniek ook bewerkelijker. Je moet je voorstellen dat aan zo’n handgeknoopt haarwerk een knoopster vier weken zit te werken. Dat gebeurt in de lage lonen-landen. Niet dat ze worden onderbetaald, maar de salarissen in die landen liggen natuurlijk een stuk lager dan bij ons.”
De mannen?
„Er zijn mannen die al heel vroeg kaal worden. Da’s toch psychisch gezien een ander geval dan wanneer je tachtig bent, want op je twintigste ben je natuurlijk nog in de bloei van je leven.
Veel kale of kalende mannen kiezen voor een systeem waarbij ze tien, twaalf verschillende haarstukjes per jaar gebruiken. Dan heb je iedere vijf weken een echt nieuw haarwerk. Dat is dan Aziatisch, maar dat geeft niet, want je gebruikt het maar kortstondig. Moet je kijken (Sander laat foto’s zien van een kale man, en daarna van diezelfde man met haarstuk, red.). Je ziet het niet, toch, dat hij geen echt haar heeft? Zó mooi kan het tegenwoordig zijn. Veel mensen denken bij een haarstuk van een man aan een toupetje – het woord alleen al, vreselijk – maar dat is het allang niet meer.”
Gevoelig werk
„We hebben hier geheimhoudingsplicht, ik laat het personeel daar ook voor tekenen. We praten echt niet over onze klanten. Dit werk is best gevoelig. Er zijn uitzonderingen, maar de meeste mensen willen per se niet voor anderen weten dat hun haar gedeeltelijk of helemaal niet echt is. Ik zal zelf ook nooit namen noemen, nooit. Patricia Paay? Zij zal best een soort extensions hebben. Máxima? Ze zeggen dat van haar ook, maar ik durf het niet te beamen. Het kan best zijn dat iemand van nature zoveel haar heeft. Maar bij dat soort vrouwen heb je het over modische stukken. Dat is een heel ander verhaal dan de mensen met huid- of haarziekten die bij ons komen, zelfs uit het hele land, dat je denkt: hoe komen ze nou hier in Leiden terecht? Dat blijkt dan via-via. Ze lezen iets op internet, of ze hebben vertrouwen in ons, omdat we al zo lang bestaan.”
Kick
„Er zijn vrouwen met genetisch bepaalde haaruitval, Alopecia Androgenetica. Ze hebben heel dun haar tot zelfs kalende plekken. Echt schrijnend, die ziekte. Die vrouwen worden er heel verdrietig van. Want dat een man zijn haar kwijtraakt, is maatschappelijk geaccepteerd, maar voor een vrouw geldt dat niet.
Die ziekte overkomt ook jonge vrouwen hoor. Dat gedeelte van ons werk is dan ook helemaal heel erg dankbaar. We hebben vrouwen gehad die hier binnen kwamen lopen terwijl ze ons nauwelijks durfden aan te kijken, zo onzeker waren ze. Er zijn vrouwen met Alopecia Androgenetica die een claustrofobisch leven leiden, nooit meer buiten komen, niet door de regen durven te lopen, naar de bioscoop te gaan, etcetera. Die kun je echt helpen. Eén van die vrouwen kwam ook zo binnen, ik zal haar nooit vergeten. We hielpen haar aan haarwerkjes, vijf maanden later kwam ze binnen, moderne bril op en met naaldhakken, zo zelfbewust. Dan zie je ineens een heel andere vrouw. Haar ’zijn’ verandert er totaal door. Daar krijg ik zelf ook een kick van. Dat is waar je het voor doet.”
Dankbaar
„Ongeveer de helft van onze klanten bestaat uit mensen die kanker hebben en door de chemotherapie hun haar kwijtraken. Héél dankbaar, dat je mensen kunt helpen in een heel verdrietige periode van hun leven. Vooral vrouwen worden er zielsongelukkig van als ze hun haar verliezen.
Gelukkig heb je tegenwoordig bepaalde therapieën waar je haar niet van uitvalt. Ook kan haaruitval verminderd of soms zelfs voorkomen worden doordat patiënten tijdens de therapie een ijskapje op hebben. Ja, dat vind ik geweldig. Ik heb ook liever dat de mensen hun haar houden! Natuurlijk verdien ik mijn geld met haarwerken, maar als die rotziekte morgen uit de wereld is, zou ik dat van harte toejuichen.”
Mee naar huis
„Soms komen hier hele jonge meiden….. dan moet ik ook huilen. Om ouderen natuurlijk ook weleens, begrijp me goed, maar als ik een meisje van 17 in de winkel krijg, dan breek ik. Móói, dat je ze kunt helpen, maar je ziet wel een hoop ellende en het is weleens lastig om daarmee om te gaan. Je moet je voorstellen dat voor zo iemand de hele wereld is ingestort. Je krijgt in het ziekenhuis ’even’ te horen dat je kanker hebt en vlak daarna zit je hier. Onderuit geschopt, vol met verdriet.
Vaak neem ik die verhalen mee naar huis. Dat moet ook, want als je dat niet zou doen, dan klop je als mens niet. Ik voel die emotie echt zelf en dat vind ik helemaal niet erg, daar schaam ik me niet voor. Dat hoort bij het vak, accepteer je dat niet, dan moet je wat anders gaan doen.”
Weg met roos
„Vanuit mijn drogisterij-achtergrond ben ik gespecialiseerd in hoofdhuidproblemen. Er zijn mensen met extreme roos, psoriasis of eczeem, die daardoor dun of uitvallend haar krijgen. Ik kijk met een microscoop naar hun huid. Heel veel van die problemen zijn met speciale producten op te lossen. Roos bijvoorbeeld krijgen we vrijwel weg. Roos komt uit de genen, het is niets anders dan een versnelde celdeling, dat kunnen we veel rustiger krijgen.
Vies werk? Ik ben eraan gewend. Het is veel vervelender voor iemand die zoiets heeft.”
’Look good’
„Lobke en ik zijn vrijwilligers bij de stichting ’Look good, feel better’. Dat is een stichting die vrouwen met kanker tijdens workshops leert om met dat veranderde uiterlijk om te gaan, qua haar en make-up. We leren ze hoe ze hun haarwerk het beste kunnen dragen, wassen en verzorgen. Ook geven we door het hele land trainingen aan oncologieverpleegkundigen in opleiding. We willen hen duidelijk maken dat de benadering en behandeling van de patiënten een heel belangrijk aspect is van hun opleidingen.
Die workshops en trainingen kosten ons veel tijd, maar ik zie het als vrijwilligerswerk en dan mag het dus tijd kosten. Je ziet die vrouwen opfleuren, heel dankbaar.”
Halve psycholoog
„Soms voel ik me wel een beetje een halve psycholoog, ja. Je praat intensief met iemand, helpt hem of haar over de drempel, maar daar ga ik nooit hard of snel in. Er zijn mensen die hier in 2013 zijn geweest en nu pas terugkomen om een haarwerk te laten aanmeten. Die zijn er dan nu, na al die jaren, pas aan toe. Dat vind ik prima. Ik ga niemand iets opdringen.”
Eigen problemen?
„Zelf? Nee, ik word, denk ik, niet kaal, dan was ik het al geweest. Naarmate we ouder worden krijgen we allemaal dunner haar, dat is onvermijdelijk. Na je zestigste worden bepaalde haarfollikels inactief. Dat is gewoon het leven. En haargroeimiddelen bestaan echt niet. Je hebt middelen die de haaruitval vertragen. Maar haar dat weg is, is weg, dat komt niet meer terug.”