Terug naar de Tuin van Holland
De Romeinen zaten er, de gespecialiseerde veeteelt ontstond er en als knooppunt kende de regio die nu Holland Rijnland heet in Nederland zijn gelijke niet. In de Gouden Eeuw was het nog net het centrum van de wereld niet. Stille getuigen van twintig eeuwen geschiedenis zijn binnen een kwartiertje fietsen te vinden. Maar wat zit waar, en hoe weet je wat je ziet? Wat is er zo bijzonder aan Leidse kaas, en waar vind je de ooit wereldvermaarde Leidse boter nog? Samenwerkingsverband Holland Rijnland is druk doende de rijke regionale historie een opvallender plekje in het heden te geven.
De titel is niet zomaar gekozen, en is ook geen hoogdravendheid. Er was een tijd, in de zestiende en zeventiende eeuw dat een deel van de regio onder die naam bekend stond. Leiden had met de Hortus Botanicus een vermaard plantkundig kenniscentrum, waarvandaan bovendien (vanuit Turkije) de tulpenbol kwam die de Bollenstreek wereldberoemd maakte. Bovendien bewerkten duizenden gevluchte Vlamingen de geestgronden en maakte zij er het centrum van voor onder meer artisjokken, kleinfruit en asperges.
Blaarkop
Niettemin is het een vrij arbitraire naam. Met ’De Tuin van Holland’ willen de regiobestuurders juist duidelijk maken hoeveel geschiedenis er wel iet in een klein stukje Nederland op een hoop zit. Pal naast die Bollenstreek zit uiteraard de rijke zeevisserijgeschiedenis van Katwijk en Noordwijk. En aan de andere kant van Leiden vormen de veenpolders, droogmakerijen, plassen en meren van de Rijn- en Veenstreek een bijzonder gebied, dat ontstond vanaf de twaalfde eeuw. Er is vermeldingwaardige lintbebouwing, de molendichtheid en er zijn - juist omdat het er zo mooi is - nogal wat landgoederen en buitenhuizen.
In wat we nu kennen als het Groene Hart ontstond ook voor het eerst ter wereld gespecialiseerde veeteelt. Holland Rijnland noemt het koeienras Groninger blaarkop zelfs de ’eigen koe’ van de regio. Een koe die aan de basis staat van Leidse kaas en Leidse boter (magere kaas en vette boter, in tegenstelling tot de volvette kaas en magere boter die ze in Gouda maakten). De kaas ging de hele wereld over op de schepen van de VOC, want hij zweette niet. De boter vond een vaste plek op de eettafel van de Engelse en Franse hoven.
Stad en land
De steden in de regio hadden ook een belangrijke rol. Daar immers werden de goederen vermarkt, woonden de kooplieden, zetelden machtshebbers en zat de industrie, zoals de bekende Leidse lakenindustrie. Alphen was een belangrijke doorvoerpunt en werd het centrum van de posterijen. Tussen stad en land bestond een belangrijke wisselwerking. De een kon eigenlijk niet zonder de ander bestaan.
De Oude Rijn kent als vroegere grens van het Romeinse rijk een eigen imposante historie, maar het was het verzanden ervan bij Katwijk, in de twaalfde en dertiende eeuw, dat voor de steden een nieuwe ontwikkeling inluidde. Gegraven kanalen zorgden voor afwatering, maar waren ook bijzonder geschikt als (relatief veilige) handelsroutes. Met de vele waterwegen in en rond het centraal gelegen Leiden groeide het belang van de stad als regionaal centrum. Op enig moment was Leiden met liefst 53 marktveren verbonden met de ommelanden.
Verbindingen
Het zijn slechts voorbeelden. En al die historie is op zich ook wel bekend. Zeker de laatste jaren maken veel gemeenten en ondernemers er bovendien werk van om haar onder de aandacht te brengen en er meer bezoekers naartoe te trekken. En om de identiteit van de regio beter neer te zetten.
Maar het kan en moet beter, vindt het bestuur van Holland Rijnland. Die oude verbindingen tussen stad en land wil ze in ere herstellen. Het regionaal wensbeeld voorziet in een uitgebreid netwerk van recreatieve routes dat bovendien uitputtend voorziet in informatie over het verleden en de ontstaansgeschiedenis, bij voorkeur met onderweg uitspanningen die voorzien in een ruime keus uit streekproducten uit heden en verleden.
Bij wijze van voorbeeld dan. Want het document ’De Tuin van Holland’ moet vooral een inspiratiebron zijn voor de ambtenaren, gemeenteraden en burgerinitiatieven die nieuwe plannen maken voor de regio. Het bestuur van Holland Rijnland bespreekt het stuk 1 oktober om te bezien of het zo voldoet. Daarna kan men ermee aan de slag en worden de eerste projecten uit de regio die het als grondslag hebben, al snel verwacht. Daaraan betalen provincie en Holland Rijnland dan 50 respectievelijk 25 procent mee.