Gebroeders Verboon vieren eeuwfeest
Wim, Dick, moeder Adri en Jack Verboon in hun zuivelwinkel in de Da Costastraat.© Foto Taco van der Eb
Hun overgrootvader begon er al een nering toen de Da Costastraat nog niet eens Leids grondgebied was. Honderd jaar later vieren de broers Wim, Dick en Jack Verboon het eeuwfeest van hun zuivelwinkel, die door de jaren heen werd omgevormd tot minisupermarkt. Verboon Versservice is een begrip, mede dankzij de zuivelwagen waarmee ze nog steeds door Leiden toeren en bij de mensen op bezoek gaan om hun waar te verkopen. En het is bijna niet meer voor te stellen, maar op dinsdagmiddag is de winkel - zoals vroeger gebruikelijk was - nog altijd dicht.
De Haagweg was in 1918 een stoffige landweg en het Leids grondgebied bleef nog grotendeels beperkt tot binnen de singels. De Da Costastraat heette de Maria Gondastraat en behoorde Zoeterwoude toe.
„Er was hier verder niks. Dit was het begin van Leiden Zuid-West, het Haagwegkwartier”, zegt Jack Verboon (60). Met tweelingbroer Dick en de zeven jaar oudere Wim zijn ze ondernemers van een uitstervend soort, de laatste der Mohikanen in de originele zuivelbranche.
Het begon allemaal in 1882 toen overgrootvader Dirk vanuit Vlaardingen deze kant op trok en een boerderij begon bij het Haagsche Schouw naast het Valkenburgse Meer. „Dat was nog Voorschotens grondgebied”, weet Jack Verboon.
1957© Foto familiearchief
„Hij leefde van de veeteelt. Het moet haast wel dat hij z’n eigen melk verkocht. Later in de winkel kwamen daar boter, kaas eieren en een beetje pap en room bij. Een gigantisch klein assortiment natuurlijk, als je het vergelijkt met nu.”
Archieven
De kans is groot dat het bedrijf al langer bestaat. In de archieven van Leidsch Dagblad duiken advertenties uit 1915 op, waarin P. Verboon uit de Maria Gondastraat 4 zijn ’Geachte Clienteele, Begunstigers en Vrienden een Gelukkig Nieuwjaar wenst’. Jack: „Dat was Pieter, een oudere broer van mijn opa Willem. Hij overleed in 1919.”
Niettemin houden de broers toch 1918 aan als beginjaar. Jack, vernoemd naar grootvader Jacob van moeders kant: „In dat jaar werd de zaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dat is de mijlpaal. Bovendien werd mijn opa, als jongste uit een gezin van twaalf jongens en twee meisjes, op 15 november 1918 gedwongen de winkel over te nemen. Hij was toen 21 jaar. Zijn vader overleed toen hij 13 was, zijn moeder stierf in 1918.”
1965© Foto familiearchief
De broers zitten boordevol verhalen. Met behulp van voormalig journalist Jan van der Nat werd de familiegeschiedenis gebundeld in een boekje van 48 pagina’s, inclusief historische foto’s uit het rijke familiearchief. Het wordt zondag 11 november uitgedeeld aan familie, vrienden, klanten en relaties bij een receptie ter ere van het honderdjarig bestaan.
Niet onbelangrijk in die familiegeschiedenis is de Tweede Wereldoorlog.
„Jonge mannen werden opgeroepen om in Duitsland te werken in de oorlogsindustrie. Onze vader was 18 toen de oorlog begon, dus dat was een gevaarlijke leeftijd. Hij werd opgepakt bij een razzia en werd via kamp Amersfoort en Vught naar Duisburg getransporteerd om in de wapenindustrie te werken. Tijdens een bombardement is hij gevlucht en te voet terug gekomen. Een Brabantse boer belde dat hij nog leefde. Toen zijn ze hem op gaan halen, met een T-Ford.”
1953.© Foto familiearchief
Honger
Waar elders door de oorlog honger werd geleden, werd het gezin Verboon niet getroffen. „Hier was altijd te vreten”, grijnst Jack.
„Alles was op de bon, maar de zaak heeft het overleefd. Later begreep ik dat mijn opa ook andere gezinnen heeft geholpen. Er kwam iemand naar ons toe, die zei dat ze de oorlog dankzij mijn opa en vader overleefd hebben. Ze kregen melk en kaas van hem. Dan krijg je toch wel even een brok in je keel.”
Dat een winkel als Verboon het al die jaren uithoudt tussen het geweld van de supermarkten, mag bijzonder genoemd worden. De broers zagen de ene na de andere winkel verdwijnen. Niet alleen uit de buurt maar uit de hele stad. „Bakkers, melkboeren, slagers, groenteboeren; op elke hoek zat een winkel”, zegt Jack. „Iedereen had z’n eigen clientèle. Er komen al vier generaties families bij ons hun boodschappen doen.”
1947.© Foto familiearchief
Geheim
Hun geheim? Allereerst een gestroomlijnd team. Dick verzorgt de winkel. Hij woont erboven (’16 treetjes en ik ben op m’n werk. Geen file, niks.’) en bewaakt vooral de versafdeling.
„We doen niets voorverpakt”, verduidelijkt Dick, die naar zijn vader vernoemd is. „Je moet hier bij wijze van spreken twee plakjes kaas, vier eieren en drie plakjes ham kunnen kopen. Verser dan bij ons kun je het niet krijgen.”
Tweelingbroer Jack, de prater van de twee, doet als gediplomeerd boekhouder de financiën en rijdt de ’SRV-wagen’, net als de pensioengerechtigde Wim, die tevens de technicus van het drietal is. Jack: „Hij heeft twee rechterhanden. Wat z’n ogen zien, maken z’n handen.” Wim: „Ik doe het onderhoud nog steeds allemaal zelf. De aanhangwagens voor de zuivelwagen heb ik zelf gebouwd.”
Het zijn drie verschillende ego’s, zoals ze zelf zeggen. „We hebben ook wel eens mot met elkaar, maar ondanks het feit dat we zo klein zijn, hebben we elkaar hard nodig. Als een van ons op vakantie is, hebben we een infarct op zaterdag. Zo druk is het dan.”
Pijlers
Naast een geolied team, komt het neer op vier pijlers, zegt Jack.
„1. Gezond verstand, 2. hard weken, 3. klantvriendelijk zijn en 4. servicegericht werken. Laatst nog had ik geen geraspte kaas bij me in de wagen. Die ben ik later nog gaan brengen. En we hebben oog voor de mens. Klanten zitten rustig hier in de keuken een broodje te eten. Kijk, van prijsbewuste mensen moeten we het niet hebben. Wij kunnen het hele assortiment niet aanbieden voor dezelfde prijs als de supermarkt. Er komen ook steeds meer buitenlanders in de wijk. Daar heb ik niets aan. Lieve mensen, maar zij hebben hun eigen winkels. De gemiddelde leeftijd van de klanten ligt vrij hoog. De meesten verliezen we door verhuizen of overlijden. Tegelijkertijd komen er veel studenten bij. Er zitten in de wijk een hoop huisjesmelkers die de boel opkopen en verkameren. Je struikelt hier over de fietsen, maar achter elke deur zitten wel vier klanten. We zijn nog niet zo lang geleden begonnen met de verkoop van belegde broodjes. Via mond-tot-mondreclame levert dat weer nieuwe klanten op.”
Verzorgingshuis
Net zo goed zien ze oude bekenden, die de wijk eerder verlieten, weer terug als ze met hun wagen langs de bejaarden- en verzorgingshuizen komen. Ze houden er nog eentje op de weg.
„We hebben nog altijd onze eigen klanten”, verklaart Wim. „Als Jack klaar is met zijn wijk, belt hij mij en dan ga ik mijn klanten doen. Het blijft gezellig. Ik word regelmatig binnen gevraagd, maar ik heb niet altijd tijd voor een bakkie. Worden ze nog boos ook.”
Wim werd al op jonge leeftijd aan het werk gezet door zijn vader. „Als ik uit school kwam, ging ik aan de slag. Op zaterdagochtend werkte ik, ’s middags ging ik voetballen bij LFC en meteen daarna kon ik weer door. Achter elke deur zat een klant. Het touwtje hing uit de deur. De bestellingen werden in de huiskamers opgenomen. Mijn vader had zelfs een loper, waarmee hij bij iedereen naar binnen kon als ze niet thuiswaren.”
Nog een jaar of zes en dan hebben ook Dick en Jack de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Dan zou er een einde kunnen komen aan de Verboon-dynastie. „De winkel zal geen bestaansrecht meer hebben”, verwacht Jack. Opvolging is er niet.
„En zelfs als we kinderen hadden gehad, zou ik ze niet stimuleren om de boel over te nemen. De tijden zijn veranderd. De ambulante handel is als tak van sport bijna ten einde. Wij komen nog uit de tijd dat een buurtwinkel iets was. Toen onze vader voor het eerst op bezoek ging bij zijn zussen in Amerika, waren Dick en ik 15 en Wim 21. We wilden ons bewijzen en draaiden 100.000 gulden omzet tijdens zijn afwezigheid. Zo veel was er nog nooit omgezet, dus mijn vader wist dat het in goede handen was. Maar nu? Het pand is van ons en we doen verstandig. Daardoor kunnen we er met z’n allen van eten. Na ons houdt het op. We zijn de laatste der Mohikanen.”