Premium

Kees Aries: ’De onderduiker had duidelijk beter te eten gekregen dan wij’ [video]

Kees Aries (92) uit Huizen. Woonde tijdens de oorlogsjaren in Amsterdam.© Peter Schat

Peter Schat
Huizen

Kees Aries is 92 en woont in Huizen. In de oorlog woonde hij in de Noorder Amstelstraat in Amsterdam, tegenwoordig de Churchilllaan. „Eén grote Jodenbuurt. Ik had veel jodenvriendjes. Die zijn allemaal weggebleven.”

Kees zat op het Hervormd Lyceum in de Brahmsstraat.

„Daar zaten ook veel kinderen op van bekende NSB’ers. Die kwamen op zaterdag in jeugdstormuniform naar de weeksluiting. Niemand wou natuurlijk naast ze zitten. We hebben wel eens het Wilhelmus daar staan zingen. Dan werd de Euterpestraat gewaarschuwd.”

Die straatnaam is synoniem voor het hoofdkantoor van de Sicherheitsdienst dat er zat op nummer 99. Britse bommenwerpers beschadigden het op 26 november 1944 deels.

Bommen verwoestten ook huizenblokken in de omgeving en het aantal dodelijke slachtoffers beliep 69 terwijl de groep hooggeplaatste Duitse officieren die in het doelwit aanwezig zouden zijn de dans ontsprongen.

Na de oorlog fotografeerde Kees Aries het opbrengen van foute Nederlanders in Amsterdam© Kees Aries

Na de oorlog kreeg de straat de naam van de in de duinen bij Overveen gefusilleerde verzetsheld Gerrit van der Veen, evenals de school waarin de SD haar intrek had genomen.

Aries had een vrij onbekommerde oorlogstijd, zo lijkt uit zijn verhalen. Avonturen met Duitse soldaten, bij wie hij als kwajongen grind op de helmen mikte vanaf de daken van de woonblokken.

Als zo’n Duitser boos verhaal kwam halen, kostte het zijn vader een fles jenever.

,,Ik ben opgepakt toen ik vijftien was. In de Ferdinand Bolstraat zat een bakker die koeken verkocht zonder bon. Ze waren niet te vreten en toen er een overvalwagen langsreed gooide ik ze er tegenaan met de boodschap ’eten jullie ze maar op’. Ik werd meegenomen en met heropvoeding in Duitsland bedreigd als ik ze weer tegen zou komen.”

Angstzweet

Aries zwijnde, zoals ze in Amsterdam zeggen, net zoals die keer dat hij met een maat werd gepakt terwijl ze verzetskranten rondbrachten, verborgen onder hun blouse.

„We moesten aan de Feldgendarmerie onze Ausweis tonen en werden onder schot gehouden. Toen ze mijn achternaam echter lazen concludeerden ze: ’Ach so, Sie sind Ariër, dass ist immer gut’ en mochten we door terwijl het angstzweet ons uitbrak.”

De maat emigreerde na de oorlog naar Nieuw-Zeeland maar een tijdje terug kwam Aries hem toch weer tegen: in De Gooi- en Eemlander, want hij was zestig jaar getrouwd.

„Ik zocht hem op en het eerste wat hij tegen mij zei was: ’weet je nog dat we onder schot zijn gehouden.”

Op de daken zaten zomers - buiten beeld vanaf de straat - Joodse onderduikers te genieten van de zon. „Ze wisselden dan boeken uit enzo.”

Leraar gefusilleeerd

De oorlog werd voor hem pas tastbaar, toen al vrij snel na het begin van de bezetting de Engelse les werd gestaakt. „Engels was niet meer nodig, redeneerden de Duitsers. Het was de eerste keer dat we ons bewust werden van de bezetting. En natuurlijk toen er een leraar werd gefusilleerd.”

Het betrof leraar Duits Herman van der Leek, die in 1941 werd doorgeschoten wegens hulp aan neergehaalde Britse piloten.

Onder zijn ouderlijk huis hadden Joden gewoond, wier woning nadat ze waren weggevoerd betrokken werd door een SD’er en zijn uit de Jordaan afkomstige vrouw of vriendin Zwarte Bep, die apart genoeg het niet zo op Duitsers had. „Ze schold hem gerust uit voor vuile rotfascist.”

Dat de werkster bij uitkloppen van het tafelkleed de eronder verstopte illegale blaadjes bij de SD’er in de tuin liet dwarrelen had dan ook geen gevolgen. Zwarte Bep bracht ze terug, wel met de waarschuwing er voortaan wat voorzichtiger mee om te gaan.

Razzia

Toen de SD’er met gevorderde fabriekscokes aankwam, werd Kees aan het werk gezet om de grote brokken op maat voor de kachel stuk te slaan. Toen Kees zestien werd kon hij niet meer naar school.

Hij was opgeroepen voor de Arbeitseinsatz maar zijn vader zei: ’Jij blijft gewoon hier’. „Ik zei tegen Zwarte Bep dat ik niet meer kon komen omdat ik naar Duitsland moest.” Zo verhulde hij dat hij thuis ondergedoken zat.

Ze zag hem echter een keer toch en vroeg: ’Ben je weer terug?’ „Ik verzon snel iets, dat ik last van mijn longen had gekregen en terug was gestuurd. Ze waarschuwde me daarop voor een razzia waarvan zij via die SD’er wist dat die ophanden was. Ik heb die dat met twee andere onderduikers bij haar gezeten en zij gaf ons wittebrood met roomboter.”

Het gebeurde tot drie keer toe en die laatste keer was hij met een man of vijf, zes bij haar in huis, toen er plots een Duitse SD-officier binnenstapte. „Hij dronk koffie en toen ging hij weer. Hij groette ons maar wij dorsten niets uit te brengen. Zo ben ik op een gelukkige manier de oorlog doorgekomen.”

Kerstdiner

Bij het kerstdiner in 1944 kwam er zelfs konijn op tafel.

„Mijn zus had bij een loterij op haar werk een konijn gewonnen, ergens in oktober. We hielden hem thuis in een kooi en gingen langs de Wandelweg klaver knippen om hem te voeren. Met kerst voor de deur vond mijn vader dat het konijn eraan moest geloven. Mijn zus in alle staten, zodat hij voorstelde het konijn dan maar te verkopen. Van de opbrengst kocht bij ons kerstdiner bij de poelier. Konijn, maar hij heeft altijd volgehouden dat het niet hetzelfde was! Het is ons eigen familie-Flappie-verhaal.”

In de Hongerwinter raakte het voedsel op. Er was nog één blikje bruine bonen, dat Kees van zijn moeder meekreeg toen hij met een Joodse onderduiker die bij hen op zolder zat op voedseltocht ging.

„Ik had twee fietsen klaargemaakt, de fietsbanden zagen er niet uit dus ik had er twee over elkaar gedaan. Mijn vader kon niet meer dus gingen wij tweeën. Het was één stroom naar het noorden toe, toen in februari of maart 1945. De ellende was niet te beschrijven. Wij bereikten Burgervlotbrug waar we sliepen en gingen vandaar verder naar de Wieringermeer. We stopten met fietsen als we niemand meer tegen kwamen. Pas als we mensen zagen aan wie we konden vragen hoe de situatie verderop was, of er voedsel was te krijgen en of er geen razzia’s waren, reden we door.”

Groepsfoto gemaakt tijdens de voedseltocht van Kees Aries naar de Wieringermeer.© Kees Aries

In de Wieringermeer ruilde Kees de gewatteerde onderjurk van zijn moeder tegen veertig pond tarwe. „Die boerin was er erg blij mee en mijn moeder was zo tenger, die stond het niet.”

De mannen verzamelden 120 pond tarwe. „Hoe krijg je het mee, dat was wel een opgave.”

Op de terugweg werd weer overnacht op een boerderij. „Een man en een vrouw waren ook op de weg terug. De man was overleden en zat in de handkar die de vrouw duwde, met een zak aardappelen op zijn schoot. De boer wou de dode niet binnen hebben, de man heeft buiten onder een afdakje gestaan. Dat soort dingen vergeet je nooit meer. Je hele leven blijft het je volgen.”

Kees sliep met de onderduiker in het hooi. „Hij was allergisch voor katten maar het wemelde ervan. Steeds maakte hij me wakker en moest ik die kat weer een zwieper geven.”

Omdat de bruine bonen al lang op waren ging Kees ’s nachts op zoek naar voedsel. Hij vond een tafel vol winterpenen, waar ze mannen er een aantal van opaten. „De volgende ochtend kwam de boerin met een grote pot thee en een stapel gesmeerde boterhammen”, blikt hij lachend op het voorval terug.

Vervolgens ging het retour Amsterdam. „Tot aan de Hempont kan ik me dat nog herinneren, van daarna weet ik niets meer. Niet hoe ik thuis gekomen ben. Ik denk dat die onderduiker me tot huis geduwd heeft.” Van uitputting was Kees een paar weken ziek.

Na de voedseltochten verbouwde Kees Aries zijn fiets tot met trappers bediende korenmolen.© Kees Aries

Thuis werd een van de fietsen verbouwd tot voetbediende korenmolen, om de tarwe tot meel te malen. De onderduiker ging nog een keer op eigen houtje naar de Wieringermeer.

„Hij is toen opgepakt en naar het kamp in Ommen gebracht. De bewaking bestond uit Duitsers van een jaar of vijftig, zestig, die er geen zin meer in hadden. Omdat er veel Friezen in het kamp waren kwam er veel voedsel uit Friesland naar het kamp. Ze wisten niet wat ze ermee aanmoesten en verdeelden het over alle gevangenen. Toen de onderduiker na de oorlog weer voor onze deur stond, had hij zo’n kop gekregen! Hij had duidelijk beter gegeten dan wij in Amsterdam.”

Lees hier alle verhalen over 75 jaar bevrijding

Meer nieuws uit Extra

Net Binnen

Ombudsteam

Ons Ombudsteam springt in de bres voor de consument.