Partijen eisen uitleg van wethouder over samenwerking met vluchtelingenorganisaties in zaak sluiting Bed-, Bad- en Broodvoorziening
Wethouder Marleen Damen.© Foto Hielco Kuipers
De raadsfracties van GroenLinks, D66, ChistenUnie en Partij voor de Dieren vragen zich af waarom de ervaringen van wethouder Marleen Damen en die van drie onafhankelijke vluchtelingenorganisaties in Leiden rond de sluiting van de Leidse Bed-, Bad- en Broodvoorziening (BBB) zo uiteen liggen.
De Bed-, Bad- en Broodvoorziening aan het Maansteenpad in De Mors fungeerde als opvang voor ongedocumenteerde asielzoekers en sloot per 1 juli definitief zijn deuren. De illegale asielzoekers werden naar de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) in Rotterdam verwezen.
Vrees
Hoewel de Stichting uitgeprocedeerde vluchtelingen de vrees uitsprak dat de bewoners in Leiden op straat zouden belanden, bleek het stadsbestuur onvermurwbaar. In een brief van de wethouder aan de gemeenteraad repte Damen later over het uitblijven van signalen dat de voormalige bewoners van de BBB-bewoners op straat zouden leven.
Dat was een klap in het gezicht van organisaties als De Fabel, De Bakkerij en Gezondheidszorg Illegalen Leiden (GIL), die zich direct mengen in de problematiek en heel andere ervaringen konden overleggen en dat ook hadden gedaan. De drie hadden regelmatig aan de bel getrokken en niet in de laatste plaats vanwege het feit dat een groot deel de nacht op straat doorbracht. Zij spuwden een dag later hun gal in het Leidsch Dagblad.
Fracties
’Bovengenoemde fracties hechten een zeer groot belang aan een goede samenwerking tussen de lokale NGO’s en de gemeente Leiden, in het belang van de ex-BBB bewoners’, schrijven Rembrandt Rowaan (GL), Susannah Herman (D66), Pieter Krol (CU) en Martine van Schaik (PvdD) nu aan het College van B&W. Zij vragen zich af hoe het college het verschil verklaart in informatie dat het aan de raad heeft gegeven en de informatie die te lezen was in het Leidsch Dagblad.
Daarnaast wil het viertal weten welke actie het college gaat ondernemen om ervoor te zorgen dat de communicatie tussen gemeente en de betreffende lokale organisaties verbeterd wordt. Ten derde mag het stadsbestuur verantwoording afleggen over hoe op het moment de samenwerking tussen de verschillende partijen (de drie lokale organisaties en STUV en Vluchtelingenwerk) verloopt en of de gemeente een actieve rol bij die samenwerking speelt.