Premium
’We houden onze mond, kinderdromen laten spatten is gemeen’ | column
Merijn Tinga
Je weet wel, die tante die op je elfde verjaardag je in de wang kneep en veel te dicht bij kwam. Je walgde van de koffie in haar adem en zag de van gulzigheid achtergebleven gebakskruimels tegen haar mondhoek geplakt. Na een natte smakkert vroeg ze dan; „Wat wil jij worden als je later groot bent?” Ik had geen antwoord. Ik wilde weg. Ik zei dan ’dokter’ om er vanaf te zijn. Dokter was altijd goed. Dokter was nobel. Met iets vaags als ’rijk’ of ’beroemd’ zou je alleen maar meer vragen krijgen.