Poes Miek dreigen met de dierenarts | column

Maaike van der Plas

Het is een dreigement in de categorie ’wacht maar tot je moeder thuiskomt’ of ’als Sinterklaas dit zou horen!’, maar toch kan ik het niet laten.

Elke keer als poes Miek stiekem op het aanrecht klimt, in het holst van de nacht met haar nagels onder het dekbed naar mijn ledematen graaft, de vissen in het aquarium plaagt of in een keukenkastje systematisch alle spaghetti uit de verpakking haalt, vertel ik haar: „Ik ga dit allemaal tegen de dierenarts zeggen op vrijdag.”

Miek lijkt weinig onder de indruk van deze dreigementen, zoals ze weinig onder de indruk is van vrijwel alles wat ik zeg of doe. Ik heb niet het idee dat de kleine grijze terrorist veel last heeft van zenuwen als het jaarlijkse bezoek van de dierenarts nadert. Zelf krijg ik wel steeds meer het gevoel dat ik met mijn peuter naar het consultatiebureau moet en dien te hopen dat ze wel genoeg woordjes zegt en blokjes stapelt om jarenlange therapie te vermijden.

„Maakt ze wel eens dingen stuk in huis?”, vraagt de dierenarts me. Miek werpt een minzame blik in mijn richting. Ik denk aan de kerstboom, waar ik een paar weken geleden elke dag minstens vijf (kapotte) decoraties onder vond. Aan de amaryllis die ik cadeau had gekregen en waar Miek net zo lang naar had gemept tot de steel was geknakt. Aan Mieks hobby van papier scheuren, of het nou oude kranten zijn (toegestaan) of neurologieboeken (niet toegestaan). „Nee hoor”, antwoord ik. „Doet ze nooit.”

Volgende vraag: „Valt ze je wel eens aan?” Ik stop mijn handen, waar altijd wel een paar verse krassen op zitten, tactisch in mijn zakken. De laatste bloederige haal dateert van dertig minuten geleden, toen we een klein schijngevecht voerden. Miek zit dan op haar achterpoten op de rugleuning van de zwarte stoel en mept met haar pootjes naar me (zij begint!), terwijl ik haar in haar bestippelde buikje probeer te prikken met mijn vingers. Miek won. Verder spelen we met talloze speeltjes, waarbij ze in haar enthousiasme soms niet ziet dat ze mijn hand of kuit, en niet de veelkleurige, knisperende duizendpoot te pakken heeft. „Nooit”, zeg ik tegen de dierenarts. Miek knikt tevreden.

Ik neem haar op schoot terwijl de dierenarts haar eerst een vaccinatie en daarna een ontwormingsmiddel toedient. Dat laatste wordt niet gewaardeerd en Miek gaat er met een beledigde mauw vandoor, nadat ze mijn lichaam heeft gebruikt om zich even goed af te zetten. „Heeft ze je pijn gedaan?”, vraagt de dierenarts bezorgd. „Nee hoor”, zeg ik luchtig. Als de dierenarts weg is, ontwaar ik een pootafdruk op mijn rechterschouder en drie bloederige krassen op mijn buik.

Miek wordt helemaal goedgekeurd en zit even later tevreden wat kattensnoepjes te verorberen. Die avond ligt ze in het midden van mijn bed. Ik mag op het randje erbij kruipen, als ik niet te veel beweeg. „Volgende keer verraad ik je echt aan de dierenarts”, fluister ik haar toe.

Als Miek met haar ogen had kunnen rollen, had ze het nu gedaan. In plaats daarvan legt mijn beste vriend haar kopje op mijn been en slaapt ze de slaap der rechtvaardigen.

Meer nieuws uit Opinie-Column

Ombudsteam

Ons Ombudsteam springt in de bres voor de consument.