Nico Geleijnse (99) weigerde als rechter z’n ontslag bij de Koningin in te dienen, maar mocht toch met pensioen: ’Ik heb daar een paar flessen wijn mee gewonnen’ | Hé Alphenaar, wat doe je daar?
Nico Geleijnse wist het ministerie van justitie te slim af te zijn.© Latief Perotti
Nico Geleijnse: „Waar ik erg trots op ben, is dat ik erelid van de Jostiband mocht worden. Ik heb van tijd tot tijd nog steeds contact met de bandleiders.”
„Ik ben mijn loopbaan begonnen in de advocatuur, maar ik had begin jaren ’70 een moeilijke gezinssituatie, omdat twee van mijn kinderen leden aan een slijmziekte waar ze later ook aan zijn overleden. Ik zocht daarom een wat vastere baan, zodat ik mijn portie zorg kon bijdragen. Dus ben ik gaan solliciteren, en uiteindelijk werd ik directeur van de Hooge Burch, een instelling voor verstandelijk gehandicapten in Zwammerdam.
Gedurende de elf jaar dat ik daar werkzaam was, heb ik geprobeerd waar ik dat ook maar kon om de Jostiband te ondersteunen. Ik vond dat een prachtig initiatief, omdat het uitgaat van wat mensen wel kunnen. Misschien ben ik daarom wel tot erelid benoemt bij mijn afscheid in 1986. Het ontroert me nog steeds.
Na mijn tijd als directeur van de Hooge Burch ben ik politierechter in Alkmaar geworden. Daar moest ik van rechtswege op m’n zeventigste verjaardag mee stoppen, of ik nu wilde of niet. Je wordt als rechter namelijk verondersteld om Hare Majesteit de Koningin tijdig een briefje te schrijven waarin je eerbiedig vraagt om eervol ontslag. Ik zei: ’Sorry hoor, dat doe ik niet’. Een paar collega’s drongen erop aan dat ik het echt ging schrijven, maar ik wilde dat absoluut niet.
Een paar maanden later had ik een ambtenaar van het ministerie van justitie aan de telefoon. Hij zei: ’Meneer Geleijnse, u wordt in maart zeventig jaar, en we hebben van u nog geen brief ontvangen.’ Ik vroeg wat voor een brief, maar ik begreep het natuurlijk best. De ambtenaar legde het uit, maar ik vertelde hem: ’Die krijgt u niet. Ik wil namelijk helemaal niet stoppen als rechter. Als ik de Koningin een brief zou sturen, zou ik haar vragen om mij nog een poosje te laten doorwerken. Maar omdat de wet zich tegen die vraag verzet zal ik ook die brief niet schrijven.’
Vlak daarna kwam het Koninklijk Besluit waarin mij eervol ontslag werd verleend. Het was die ambtenaar dus toch gelukt om een formule te vinden waarin hij dat voor elkaar kreeg. Ik heb daar nog een paar flessen goede wijn mee gewonnen, want ik had daarover een weddenschap lopen met mijn collega’s.”