Het schrappen van windmolens in ruil voor zonnestroom heeft een flinke prijs: ’Het waait in Nederland drie keer vaker dan dat de zon schijnt’
© tekening Rosanne van Leusden
Hoe verder de plannen voor de opwekking van groene energie in Noord-Holland vorderen, hoe belangrijker zonnestroom wordt, ten koste van elektriciteit uit wind. Dat heeft een prijs, waarschuwen deskundigen. „Het waait in Nederland drie keer vaker dan dat de zon schijnt.”
Zeventien windmolens stonden er voor de Gooi en Vechtstreek ingetekend, toen in 2020 de Noord-Hollandse plannen om snel veel meer groene elektriciteit te gaan opwekken, werden gepresenteerd. Een jaar later, toen alle gemeenteraden er hun zegje over hadden gedaan, was de eindstand in het Gooi: nul windmolens.
Grote windmolens, zoals die tegenwoordig worden gebouwd. passen niet bij ’de grote landschappelijke waarden’, ’de beschermde status’, ’het cultuurhistorische karakter en de kwetsbare natuur’, vond het ene gemeentebestuur na het andere. Blaricum, Gooise Meren, Laren - overal zette de lokale politiek een streep door de ’windzoekgebieden’.
Laren
Vooral Laren had daarbij opmerkelijke argumenten. Denk ook eens aan kernenergie, opperde de gemeenteraad. En tel al die CO2 mee die de Larense bossen afvangen, wat een waardevolle bijdrage aan de strijd tegen klimaatverandering. Maar windmolens? ’Onacceptabel’.
Het Gooi was vorig jaar bepaald niet de enige regio die ’nee’ zei tegen windmolens. Windturbines op Texel? Dat past niet in het unieke open landschap, zei die gemeente, ondersteund door natuurorganisaties én de VVV. Windmolens in het IJsselmeer? Uitgesloten, dat is Natura 2000-gebied. En tien windmolens in West-Friesland? Nou… uiteindelijk werd dat er één.
Groene stroom
Toen in juni 2021 de optelsom van alle hopelijk wél haalbare plannen werd gepresenteerd - de Regionale Energie Strategieën voor Noord-Holland Noord en Zuid - kon met trots worden aangekondigd: er zal hier in 2030 veel groene stroom worden geproduceerd: 6,3 à 7,4 Terawattuur, genoeg voor het jaarverbruik van 1,8 tot 2,1 miljoen huishoudens. Een flinke bijdrage aan het Nederlandse elektriciteitssysteem van de toekomst, waarbij al in 2030 70 procent van alle elektriciteit door windmolens en zonnepanelen moet worden opgewekt. Wat niet werd benadrukt: door de versnipperde besluitvorming was het niet zo’n handig plan geworden.
Er zijn twee problemen. Het eerste is de scheve verhouding tussen windprojecten en zonneprojecten. „Voor een stabiel elektriciteitsnetwerk heb je echt zon én wind nodig. Wind vult het zonne-aanbod heel goed aan. Op die manier kun je een stabiel netwerk creëren, zonder dat je enorme batterijen nodig hebt om de stroom op te slaan”, zegt Aernoud Olde van Energie Samen Noord-Holland. Die organisatie ondersteunt groepen burgers die wind- en zonprojecten opzetten. Namens hen praat hij al een tijd mee in de RES-vergadercaroussel.
Olde zag de zaak scheeftrekken. In de eerste plannen was de verhouding wind/zon al niet geweldig - 35 procent om 65 procent - en uiteindelijk werd die zelfs nog onevenwichtiger. De Noord-Hollandse energieplannen bestaan nu voor vier vijfde uit zonnestroom en voor slechts een vijfde uit wind. Dat is echt niet slim, zegt Olde.
Wind en zon zijn een geweldige combinatie. De zon schijnt overdag en vooral ’s zomers, de wind waait ’s nachts en in de winter het hardst. De twee energiebronnen wisselen elkaar zo goed af, dat wanneer ergens een zonnepark plus windmolen bij elkaar staan, die twee projecten vaak op één elektriciteitskabel kunnen worden aangesloten.
Als je stroom echter alleen met zonnepanelen opwekt, heb je ’s zomers overdag veel meer stroom dan je kunt gebruiken, terwijl je ’s winters met een groot tekort kampt. Overtollige stroom kun je via batterijen of waterstofproductie bewaren, maar dat is kostbaar en gaat bovendien gepaard met energieverliezen.
Aernoud Olde vindt dat er in de discussies over de Regionale Energie Strategieën te veel en te gemakkelijk windturbines zijn gesneuveld. Vooral wat er in zijn eigen omgeving is gebeurd, steekt de Hilversummer. „De snelheid waarmee het Gooi heeft gezegd: dit gebied is te mooi voor windturbines…. Er was niet eens discussie over. Ja, we hébben hele mooie natuurgebieden die we moeten ontzien, daar is geen discussie over. Maar het is te kort door de bocht om te zeggen dat er helemaal geen mogelijkheden zijn. Dat absolute ’njet’ kunnen we ons niet veroorloven”, zegt Olde.
Liander
Hij is niet de enige die er zo tegenaan kijkt. Ook Liander is weinig gelukkig met de grote inzet op zon. De beheerder van het elektriciteitsnetwerk praatte vanaf het begin mee over de RES, maar dan aan overlegtafels met ambtenaren en bestuurders. Bij het democratische proces dat volgde, was het toekijken geblazen.
De eenzijdige inzet op zon is onhandig en duur, legt woordvoerder Peter Hofland uit. „Het waait in Nederland drie keer vaker dan dat de zon schijnt. Inzetten op zon betekent dat je het elektriciteitsnet moet inrichten op die paar uur per dag dat de zon piekt. Dat betekent meer kabels, meer stations, meer ruimte, meer geld. Het is te begrijpen dat mensen moeite hebben met windturbines. Maar wat ze niet beseffen: hoe meer windturbines in combinatie met zon-opwek, hoe minder extra elektriciteitsstations van een paar hectare groot we hoeven te bouwen.”
Liander betreurt vooral dat wind-plus-zoncombinaties zijn geschrapt. Die zouden ideaal zijn om volop te profiteren van de afwisseling van de twee energiebronnen. Maar uit bijvoorbeeld de voorgestelde zon&windstroken langs snelwegen A7, A8 en A10 boven Amsterdam werd uiteindelijk de wind geschrapt.
Tata Steel
Bovendien blijven ook recenter windplannen sneuvelen. Vooral in zuidelijk Noord-Holland is dat duidelijk. Windturbines langs de dijk bij Marken zijn inmiddels door de gemeenteraad geschrapt. En bij Tata Steel lijkt het bijplaatsen van extra windmolens onhaalbaar geworden. Het bedrijf zegt daar geen plek meer voor te hebben. Elders, zoals in Haarlem en Haarlemmermeer, hebben gemeenteraden windzoekgebieden wel overeind gehouden, maar dreigen concrete projecten op veel weerstand te stuiten.
Energie Samen Noord-Holland pleit ervoor de discussie te heropenen. Niet alleen in de Gooi- en Vechtstreek, ook elders. Die gelooft wél in windmolens langs de snelwegen A7, A8 en A10 boven Amsterdam, en ook in de buurt van Alkmaar of in de Schermer. Ook de Noord-Hollandse natuur- en milieuorganisaties zien daar mogelijkheden.
Tv-antennes
„Natuurlijk zijn windmolens niet mooi, en geven ze overlast”, zegt Olde. „Ze dienen daarom goed te worden ingepast om de overlast voor omwonenden en natuur te minimaliseren. Wanneer we enige overlast accepteren en bijvoorbeeld overgaan op een systeem waarbij de molens op bepaalde momenten stilstaan, dan blijven er wel degelijk plekken over. En we laten ze ook niet eeuwig staan. We hebben ze nú nodig. In de jaren zestig zeiden we toch ook niet, ’die antennes op de daken van huizen zijn niet mooi, we wachten met televisiekijken tot het via de kabel kan?’ Zo hebben we nu windmolens nodig.”
Een tweede probleem met het Noord-Hollandse energielandschap van de toekomst is dat het wel heel erg steunt op kleine zonneprojecten. De tachtig procent zonnestroom komt namelijk niet vooral van flinke zonneweides maar overwegend van kleinschalige projecten: zon op daken, op geluidsschermen, boven parkeerterreinen. Meer dan de helft van alle nieuwe duurzame energie in Noord-Holland moet straks komen van zon op grote daken. Dat idee is vrij populair - wie heeft er immers last van? - en bleef overeind in het besluitvormingsproces.
Ook hierover is Olde bezorgd. „De RES-sen leunen veel te veel op ’zon op grote daken’, terwijl dat tot nu toe maar moeizaam van de grond komt.” Zo blijken daken vaak helemaal niet geschikt. Ze liggen verkeerd ten opzichte van de zon, zijn te zwak, of bezaaid met obstakels als schoorstenen.
Technici
Ook Liander is niet erg gelukkig met die hausse aan kleinschalige zonprojecten. Ze zijn alleen slim in de gevallen dat de opgewekte stroom ter plekke wordt opgesoupeerd. Maar in veel gevallen vereisen deze projecten een hoop extra geknutsel aan het netwerk. Terwijl grote energieprojecten met één kabel direct worden aangesloten op een elektriciteitsstation, worden zulke kleinere projecten op het bestaande lokale elektriciteitsnet aangesloten. Daarvoor moet op veel plekken de straat open om kabels te trekken, en moeten er extra elektriciteitshuisjes worden geplaatst. Alsof Liander het niet al druk genoeg heeft, en of er geen extreem tekort aan technici is.
Mede door deze keuzes komt Liander vooral in Noord-Holland Noord om in het werk. De netbeheerder denkt zeker tot 2030 nodig te hebben voor alle vereiste aanpassingen. Nieuwe projecten kunnen pas worden aangesloten als daar plek voor is op het netwerk. Dat komt een snelle energietransitie niet ten goede.
Geld
Liander wijst erop dat de gemaakte keuzes veel geld kosten. Geld dat alle burgers via hun stroomrekening betalen. Peter Hofland: „Wij werken immers met geld van onze klanten, de kosten voor het net worden ’uitgesmeerd’ over alle gebruikers. De bedrijven en consumenten betalen de rekening.”
Dit artikel is tot stand gekomen met steun van het Haarlems Mediafonds.
Extra aan de bak
Noord-Holland moet mogelijk nog extra aan de bak met wind-en zonprojecten. Het elektriciteitsgebruik in Nederland neemt razendsnel toe. Inmiddels is bekend dat we in 2030 bijna twee keer zo veel stroom nodig hebben als werd gedacht toen de RES-sen werden opgesteld: geen 120 maar 200 Terawattuur.
Die extra stroom zal zoveel mogelijk van wind en zon moeten komen, de basis van ons energiesysteem van de toekomst. Wind-op-zee kan een deel van de extra groei opvangen. Maar er zijn grenzen aan hoeveel windparken en bijbehorende ’megastopcontacten’ in de komende acht jaar kunnen worden gebouwd. Daarom zal ook op land extra groene stroom moeten worden opgewekt, zeggen deskundigen.
Sinds de zomer vindt daarover bestuurlijk overleg plaats. „Ik verwacht dat een extra vraag over alle RES-regio’s in Nederland zal worden verdeeld”, zegt Marjolijn Bonnike van Liander.