Niki Jacobs doet echt haar best, maar Nu. Even. Niet. | Column
Niki Jacobs is zangeres, getrouwd en moeder van twee kinderen.
Lilli en Ilja zijn ziek. En dan bedoel ik niet snotterig, hangerig en moe. Nee, ik heb het over een echte griep. Met hoge koorts, niets willen eten, huilen en maar een ding willen: mij. Het is al vaker gebeurd hoor, dat ze ziek zijn, want het zijn gewoon mensen en die krijgen griep.
Sinds een paar jaar overigens ook om de haverklap corona. Ik weet niet hoe het bij u is, maar hier in huis lijkt het wel alsof we deze winter van griep naar corona en van corona naar griep leven. Daarbij zijn kinderen vaak heftiger ziek dan volwassen en ook dat is wederom dit keer het geval.
Ik weet inmiddels hoe zo’n week er dus ongeveer uit gaat zien. En toch went het nooit. Voor de zoveelste keer ik lig ik met beide kinderen in ons bed tot diep in de nacht naar hun ademhaling te luisteren. Leven ze nog? Klinken ze nou benauwd? Hoe lang duurt de koorts al? Dag vijf. Als het morgen niet minder is, ga ik naar de dokter. Wil je nog een ijsje liefje? Je derde al vandaag. Tuurlijk. Zolang er maar iets in gaat.
Maar net als mijn kinderen ben ik ook maar een mens en komt aan mijn rekbaarheid ook een einde. Ik word ook moe van niet slapen, ik word ook enorm sacherijnig van een week niets kunnen doen, terwijl dat nou juist wel de bedoeling was. Ik word ook lamlendig van alle afspraken die ik moet afzeggen of inkorten en verlang metaforisch naar een ’cup-a-soup-momentje’.
Ik reageer daardoor niet op mijn best, wanneer ze op dag zes weer niet kunnen slapen. Ik doe echt mijn best, maar het vliegt me naar de strot en ik voel mijn vermogen om zacht en liefdevol te blijven als sneeuw voor de zon verdwijnen. In mijn hoofd schreeuw ik wanhopig ’GA. NU. SLAPEN!!!’, terwijl ik zonder omkijken de trap af ren, de autosleutel pak en richting een hotel (met bad) scheur. In mijn fantasie sta ik lachend aan de bar te flirten met die ene leuke barman die er toevallig ook is die avond!
In de werkelijkheid lig ik in een soort spastische positie tussen twee kinderen in en fluister met lichte irritatie iets in de trant van: ’ga maar lekker slapen, druif, mama is er’. Met succes. Nou ja, dat is een kwestie van perceptie, het is uiteindelijk kwart over tien wanneer ik eindelijk beneden kom om een kop thee te maken en even uit te puffen. Ik voel me euforisch bij de gedachte dat ik daadwerkelijk even van mezelf ben zo meteen en dat het huis helemaal stil is. Er is niemand die nog iets van mij wil. Eindelijk.
Nog voordat het water heeft gekookt, piept de kamerdeur open. ’Mama’, klinkt het vanaf de gang, ’waar ben je?’ ’NU. EVEN. NIET’, grom ik van achter het aanrecht. ’Hier liefje’, zeg ik zachtjes, ’Ik ben hier’.